Het Valkerijmuseum

Valkerij is de kunst om met een afgerichte roofvogel te jagen en wild te vangen in zijn natuurlijk leefgebied. Deze jachtvorm, waarbij de band tussen mens en roofvogel centraal staat, bestaat al vele duizenden jaren. De kennis en ervaring die nodig is om een roofvogel op zo’n manier te trainen wordt al generaties lang doorgegeven van ‘meester’ op leerling en vormt een zeer belangrijk aspect van de valkerij.

Een eeuwenoude kunst in een veranderende wereld

De valkerij kent een uitgebreide eigen woordenschat én is er in de lange historie een groot aantal specifieke materialen ontwikkeld, die de valkeniers door de eeuwen in staat stellen om hun vogels veilig en verantwoord in gevangenschap te houden.

Initieel maakten valkeniers gebruik van wilde valken, haviken of arenden, die ingevangen werden en afgericht (getreind). Vanaf de jaren zeventig van de twintigste eeuw boekten wetenschappers en valkeniers steeds betere resultaten met het fokken in gevangenschap. Met name het toepassen van kunstmatige inseminatie heeft de fokkerij een enorme impuls gegeven. Wildvang is in nagenoeg de hele wereld verboden en valkeniers zijn aangewezen op gefokte vogels. Hoewel jagen met gefokte roofvogels niet kan worden vergeleken met wildvang roofvogels, ontwikkelen ze zich, door de juiste training toch tot felle jagers.

Vandaag de dag is valkerij gehouden aan uitgebreide wetgeving met betrekking tot jacht en valkerij. Er mag op nog een beperkt aantal soorten wilde dieren gejaagd worden, er is een Europese tendens dat veel kleinwildsoorten in aantallen afnemen en ook terreinen waar je veilig en op een verantwoorde manier valkerij uit kunt oefenen zijn er elk jaar minder en minder. Hierdoor is het voor Nederlandse valkeniers (ca. 100 actief jagend) een enorme uitdaging om de valkerij daadwerkelijk te beoefenen.

Vandaag de dag is valkerij gehouden aan uitgebreide wetgeving met betrekking tot jacht en valkerij. Er mag op nog een beperkt aantal soorten wilde dieren gejaagd worden, er is een Europese tendens dat veel kleinwildsoorten in aantallen afnemen en ook terreinen waar je veilig en op een verantwoorde manier valkerij uit kunt oefenen zijn er elk jaar minder en minder. Hierdoor is het voor Nederlandse valkeniers (ca. 100 actief jagend) een enorme uitdaging om de valkerij daadwerkelijk te beoefenen.

Geschiedenis en traditie

Oudheid

Van oudsher heeft de mens kansen gezien in het werken met roofvogels ten behoeve van de voedselvoorziening. Uit archeologische vondsten in het huidige Irak en China blijkt dat deze jachtmethode al sinds vele honderden jaren voor het begin van onze jaartelling door de mens wordt gebruikt. Getuige de vele teksten met verwijzingen naar de valkerij die wereldwijd in vrijwel elke oude cultuur te vinden zijn, valt aan te nemen dat niet alleen op deze plaatsen de valkerij actief werd bedreven maar ook dat al ver voor de uitvinding van het schrift de valkerij werd beoefend.

Door toenemende handelsbetrekkingen tussen Arabië, Europa en het Verre Oosten verspreide zich de interesse in de valkerij. Rond 400 na Christus de valkerij deed de valkerij zijn intrede in het Middellandse zeegebied. Germaanse stammen bedreven de valkerij in de 6de eeuw na Christus en vanaf het jaar 875 wordt de valkerij bedreven in heel West Europa en Engeland.

Een belangrijke valkerij periode lag tussen 500 en 1600 na Christus. Het werd een goed georganiseerde en bijzonder populaire bezigheid voor alle sociale lagen van de bevolking.

Middeleeuwen

Over het algemeen denken de meeste mensen dat valkerij enkel een tijdverdrijf was voor de adel. Deze gedachte is onjuist en ontspringt uit het feit dat over het leven van de adel veel meer is geschreven in tegenstelling tot het leven van de lagere sociale klassen van weleer. In eerste instantie was het voor iedereen mogelijk om de valkerij te beoefenen en werd dit pas veel later in de Middeleeuwen, met de privatisering van grond, beperkt tot een tijdverdrijf dat alleen de adel mocht uitoefenen.

De valkerij werd beschouwd als een kunst en was een ambacht dat veelal mondeling van meester op leerling werd overgedragen. Er was weinig sprake van uitwisseling van kennis tussen valkeniers en er waren weinig tot geen geschreven teksten over het onderwerp beschikbaar. Het boek ‘De Arte Venandi Cum Avibus’ van Frederick II (sinds 1198 koning van Sicilië, sinds 1215 Duits koning en van 1220 tot 1250 keizer van het Heilige Roomse Rijk) is het, voor zover bekend, eerste boek waarin de volledige kunst van de valkerij in al zijn facetten wordt beschreven. Het is gebaseerd op een uit het Arabisch naar het Latijn vertaald werk van ‘De Scientia Venandi per Aves’ en observaties en experimenten uitgevoerd door Frederick II zelf.

Het vluchtbedrijf was een onderdeel van de opvoeding van de jonge adel en hieruit is het beroep van valkenier tot wasdom gekomen. De adel ging namelijk geregeld uit jagen met de jachtvogels, maar liet de dagelijkse verzorging en training over aan de valkenier.

Nederlandse beroepsvalkeniers

Met het inzetten van een beroepsvalkenier werd de basis gelegd voor de faam van de Nederlandse valkeniers. Het Kempische heidegebied was gelegen op de trekroute van de slechtvalk en schaars bebost, waardoor relatief eenvoudig grote aantallen valken konden worden gevangen waarmee kon worden voorzien in de toegenomen vraag naar jachtvogels door de adel.

In Arendonk zou hier al vanaf de tiende eeuw sprake van zijn, maar het bekende Nederlandse valkerij-erfgoed heeft voor het grootste deel zijn oorsprong in de zestiende eeuw en beleefde zijn hoogtepunt een eeuw later. Naast Arendonk ontwikkelde vooral Valkenswaard zich toen als centrum van de kunst van het vangen en africhten van jachtvogels. Die kregen een training en werden daarna verkocht in heel Europa. Valkeniers uit Valkenswaard en omgeving gingen equipages leiden en vonden emplooi bij alle grote vorstenhuizen in Europa. De Nederlandse valkeniers vervaardigden zelf ook de benodigde fournituren zoals huiven, bellen, riemen en schoenen.

Vele vorstenhuizen maakten gebruik van de kennis en kunde van de Nederlandse valkeniers en hun materialen waardoor de welvaart in de hele regio enorm toenam. Tot in de negentiende eeuw kon iemand die in het bezit was van een getrainde valk zijn gezin goed onderhouden.

Terugval

Het losbarsten van de Franse Revolutie aan het eind van de achttiende eeuw leidde tot het verval van de valkerij. Doordat de macht en privileges van de Europese aristocratie hen massaal werden ontnomen, waren de hoge kosten voor het in dienst hebben van een valkenier en het houden van jachtvogels nog maar moeilijk op te brengen. De teruggang van de valkerij werd in de negentiende eeuw nog verder versterkt door de landschapsveranderingen veroorzaakt door ruilverkaveling. Ook de opkomst van het hagelgeweer zorgde ervoor dat het jagen met jachtvogels steeds minder werd beoefend.

Na de Franse Revolutie verdween de valkerij bijna geheel. In het midden van de negentiende eeuw beleefde de valkerij nog een opleving onder leiding van prins Alexander, broer van koning Willem III. Hij werkte met Nederlandse valkeniers als Jan Bots en Adriaan Mollen. Niettemin stierf in 1935 de laatste professionele valkenvanger in Nederland, Karel Mollen.

Kort na zijn overlijden richtte een aantal mensen het Nederlands Valkeniersverbond ‘Adriaan Mollen’ op. Ze wilden de Nederlandse valkerij nieuw leven inblazen. Hun missie slaagde en er werden in de twintigste eeuw meer verenigingen opgericht. Het aantal valkeniers nam toe, maar ze waren niet meer beroepsmatig met de valkerij bezig.

Afname vogelstand en bescherming met gevolgen

Door vervolging en vergiftiging met pesticiden nam de roofvogelstand in Nederland vanaf de jaren vijftig tot aan het eind van de jaren zestig drastisch af, waardoor de valkeniers niet meer verantwoord hun jachtvogels uit de natuur konden vangen.

De bepalingen in de Vogelwet 1936, de Jachtwet en de Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora, oftewel CITES, alsmede het verbod op het gebruik van DDT als pesticide in de landbouw zorgden voor de hoognodige druk van de ketel bij in het wild levende populaties, waardoor deze de mogelijkheid kregen zich te herstellen.

Een aantal valkeniers heeft aan dit herstel bijgedragen door mee te helpen bij het opstellen van betrouwbare fokprogramma’s. Een bijkomend nadelig gevolg van de beschermende wetgevingen was echter dat het haast onmogelijk was gemaakt om het vluchtbedrijf uit te voeren. Men kon moeilijk aan de hiervoor benodigde roofvogels komen en ook mogelijkheden voor de jacht waren beperkt.

Slechts een enkeling had nog de gelegenheid en het benodigde doorzettingsvermogen om de valkerij uit te blijven oefenen.

Ommekeer

Daar kwam verandering in toen het Europese Hof in 1996 met het arrest-Vergy verordonneerde dat Europese lidstaten een uitzondering moesten maken in de beschermende wetgeving door de mogelijkheid te bieden om in gevangenschap gekweekte vogels van beschermde Europese soorten te bezitten, te vervoeren, tentoon te stellen en te verhandelen. Hiermee werd het voor de valkeniers weer mogelijk om jachtvogels te houden en door het invoeren van de Flora- en Faunawet in 2002 kwamen er ook weer mogelijkheden om te jagen en het oorspronkelijke vluchtbedrijf in zijn volledigheid uit te oefenen.

Vandaag de dag staat elke geoorloofde manier van jagen omschreven in de Omgevingswet en kan valkerij bedreven worden op de grondslag ‘jacht’ (grondwettelijk artikel verbonden aan grondbezit) als ook in de categorie populatiebeheer ofwel de categorie schadebestrijding.

In Nederland zijn vandaag de dag ongeveer 200 valkeniers verenigd in twee valkerijverenigingen. Deze verenigingen worden vertegenwoordigd door het overkoepelende Nederlands Overleg Valkerij Organisaties (NOVO).

Valkeniers en roofvogelhouders

Onder de huidige wetgeving is het iedereen toegestaan een in gevangenschap gefokte roofvogel te houden. Als gevolg daarvan is het mogelijk geworden dat mensen zich zowel hobbymatig als beroepsmatig met het vliegen met roofvogels bezig houden.

Hoewel deze demonstraties en shows etc. voor de leek veel overeenkomsten vertonen met valkerij – omdat ze ook gebruik maken van afgerichte roofvogels en gebruik maken van dezelfde materialen uit de valkerij – is er een wezenlijk verschil.

Dit komt doordat zij hun roofvogel louter op een kunstprooi of aas laten vliegen en er niet mee jagen. Hoe knap de roofvogeldemonstraties ook in elkaar steken, hoe hoog de educatieve waarde van een demonstratie ook kan zijn en hoe goed de vogels afgericht zijn, het succesvol en met regelmaat aan prooi brengen van roofvogels in de jacht vraagt een heel andere kennis en discipline.

Feitelijk mag iemand zich pas valkenier mag noemen als diegene de meerjarige erkende opleiding tot valkenier succesvol heeft afgerond en in het bezit is van een valkeniersakte (‘omgevingsvergunning voor een valkerijactiviteit’). Klik hier voor meer informatie over de opleiding.

Essentieel voor de valkenier is niet het jagen zelf of het doden van dieren, maar de voortdurende zorg voor een optimaal welzijn van de jachtvogel en het op zichtafstand mogen meemaken hoe roofvogels hun natuurlijke eigenschappen en kwaliteiten aanwenden om prooien te slaan.

De vlucht is belangrijker dan de geslagen prooi, maar tegelijkertijd zou het vliegen zinloos worden zonder de prooi voor de vogel als beloning.

Nederlandse Valkerij ingeschreven als
Unesco immaterieel erfgoed

Ervaar het Sigarenmakerij Museum

Valkenswaard werd er beroemd door: de sigarenmakerij. In de jaren ’20 was de helft van de Valkenswaardse werkenden in dienst bij een sigarenfabriek. Het Sigarenmakerij Museum vertelt het verhaal van de eerste tot de laatste sigaar die in Valkenswaard gerold werd.